Dutch Product Quizzes: Common Words in Dutch

These questions are based on material from the Dutch Title "Common Words in Dutch".

Match the Translation

Instructions: Select the one correct translation from the given choices.

Example: Ik heb een broer en twee zussen.

1. Dat meisje is altijd aardig.

2. Ik houd niet van dat boek.

3. Ga dan naar bed als je moe bent.

4. Ik heb geen zin om nou te gaan.

5. De kleur van die auto is echt lelijk.

6. Hij heeft het erg druk.

7. Mijn appartement in Amsterdam is zo gezellig.

8. Het jongetje is zenuwachtig want morgen is hij jarig.

9. Zijn jullie klaar?

10. Mijn ouders nemen hun kleinkinderen naar de dierentuin.



Practice Makes Perfect
Back to Quiz

We also offer a more general Dutch Proficiency Test if you want to test your Dutch language skills.